Nieuwsbrief
Ontvang tips en uitnodigingen
Blijf up-to-date en maak gebruik van onze juridische kennis
Wat betekent de WAB voor u als werkgever en hoe kunt u daarop anticiperen?
Voorbereiding is het halve werk. Er zijn situaties denkbaar waarin het verstandig is om nog vóór 1 januari 2020 actie te ondernemen. Soms kan wachten tot na 1 januari 2020 juist een stuk voordeliger uitpakken. Onze advocaten kunnen u hierover adviseren. Met dit overzicht en de artikelen van advocaat arbeidsrecht, Winny van Engelenhoven, willen we u alvast informeren over de belangrijkste wijzigingen.
Eerst wat achtergrondinformatie. Onder de titel “Vertrouwen in de toekomst” presenteerden de coalitiepartners VVD, CDA, D66 en ChristenUnie op 10 oktober 2017 hun regeerakkoord. Dit akkoord kondigde een groot aantal maatregelen aan om de arbeidsmarkt, na de invoering van de WWZ, te hervormen. Het doel: vast werk minder vast maken en flexwerk minder flex. De aangekondigde maatregelen zijn vervolgens verwerkt in het wetsvoorstel "Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB)" dat op 9 april 2018 ter internetconsultatie is voorgelegd. De Tweede Kamer heeft de plannen van Rutte III op 5 februari 2019 met 81 stemmen voor en 69 stemmen tegen aangenomen. Op 28 mei 2019 is ook een meerderheid van de Eerste Kamer akkoord gegaan met de wet. De WAB zal op 1 januari 2020 in werking treden.
De WAB is een uitwerking van maatregelen die op hoofdlijnen al in het Regeerakkoord waren aangekondigd. Het kabinet is van mening dat de arbeidsmarkt uit balans is. De invoering van de WWZ heeft dit er niet beter op gemaakt. Zoals opgemerkt, wil het kabinet er met de WAB voor zorgen dat vast werk minder vast is en flexwerk minder flex. De WAB moet het voor werkgevers aantrekkelijker maken om werknemers in vaste dienst te nemen. Werkgevers hoeven hun keuze voor vast of flexibel personeel dan minder te baseren op kosten en risico's. Bij het aannemen van mensen in vaste dienst denken zij onder de WWZ toch al snel aan hoge kosten en grote risico's. Met de invoering van de WAB moet het aangaan van een vast contract aantrekkelijker worden voor werkgevers. Voor werknemers ontstaat er meer perspectief op zekerheid. Flexibele arbeid wordt daarentegen voor werkgevers minder aantrekkelijk, want duurder dan nu het geval is.
De Wet Arbeidsmarkt in Balans heeft forse impact op het arbeidsrecht. Van proeftijd tot ontslag en transitievergoeding, alles verandert. Onze advocaten arbeidsrecht hebben een whitepaper en factsheet gemaakt over de WAB.
Hieronder worden de belangrijkste wijzigingen van de WAB op een rij gezet:
Wat betekent de WAB voor het ontslagrecht? De WAB gaat o.a. door de invoering van een nieuwe grond voor ontslag – de cumulatiegrond – veel invloed hebben op de ontslagpraktijk.
Wanneer een werkgever een werknemer wil ontslaan dan moet hij hiervoor op grond van de wet een redelijke reden/grond hebben. De rechter beoordeelt in een concreet geval of de door de werkgever gestelde redelijke reden/grond wordt gehonoreerd. In de WWZ worden acht gronden limitatief opgesomd. De meest in het oog springende ontslaggronden zijn disfunctioneren, verstoorde arbeidsrelatie en bedrijfseconomische redenen. Een werkgever moet een keuze maken uit deze limitatieve lijst van gronden. Zijn keuze bepaalt welke procedure gevolgd moet worden. De cumulatiegrond is een nieuwe, negende ontslaggrond. Het geeft de werkgever de mogelijkheid om twee of meer van de andere ontslaggronden te combineren. Net als voor de WWZ kan een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst worden toegewezen wanneer bijvoorbeeld sprake is van 'een beetje' disfunctioneren en 'een beetje' verstoorde arbeidsverhouding. Hier staat tegenover dat de kantonrechter in dat geval aan de werknemer, bovenop de transitievergoeding, een extra vergoeding kan toekennen van maximaal de helft van de transitievergoeding.
Een werknemer is bij ontslag van een medewerker in het merendeel van de gevallen een transitievergoeding verschuldigd. Onder de WWZ speelt de arbeidsduur en de leeftijd van de werknemer nog een rol bij de berekening van een transitievergoeding. De berekening van deze vergoeding wordt gewijzigd. Het ontslaan van werknemers met een lang dienstverband wordt vanaf 1 januari 2020 goedkoper. De verhoogde opbouw vanaf tien dienstjaren wordt afgeschaft. De transitievergoeding wordt daarnaast niet meer berekend over blokken van zes maanden, maar per kalenderjaar en een evenredig deel daarvan voor een periode dat de arbeidsovereenkomst korter of langer dan een kalenderjaar heeft geduurd. De voorwaarde dat de arbeidsovereenkomst ten minste 24 maanden moet hebben geduurd voordat het recht op een transitievergoeding ontstaat, komt te vervallen. Als gevolg van deze wijzigingen krijgen werknemers vanaf dag 1 recht op een transitievergoeding. Tot slot komt ook de regeling voor vijftigplussers – een regeling die vijftigplussers recht op een hogere transitievergoeding biedt – ook te vervallen op 1 januari 2020.
Deze wetswijziging maakt geen onderdeel uit van de WAB, maar van de Wet Compensatie Transitievergoeding. Werkgevers kunnen vanaf 1 april 2020 bij het UWV compensatie aanvragen voor aan langdurig arbeidsongeschikte werknemers bij het einde van de arbeidsovereenkomst betaalde transitievergoedingen. De compensatieregeling geldt voor transitievergoedingen die op of na 1 juli 2015 zijn betaald. Lag het einde van de periode van twee jaar ziekte al vóór 1 juli 2015, dan is geen compensatie mogelijk. De compensatie is in principe gelijk aan de hoogte van de ontslagvergoeding die de werkgever heeft betaald, maar bedraagt nooit meer dan de transitievergoeding berekend op de dag na die waarop de werknemer 104 weken arbeidsongeschikt was. Is het bedrag dat tijdens 104 weken arbeidsongeschiktheid aan loon is betaald lager dan de transitievergoeding? Dan is de compensatie tot dat bedrag beperkt. De betaalde transitievergoeding wordt dus niet altijd volledig gecompenseerd.
Kleine werkgevers (minder dan 25 werknemer) kunnen in geval van bedrijfsbeëindiging wegens ziekte of pensionering bij het UWV compensatie aanvragen voor aan werknemers in verband hiermee betaalde transitievergoedingen in de periode zes maanden voor en negen maanden na de verleende toestemming om de arbeidsovereenkomst op te zeggen of inwilliging van het verzoek om ontbinding. Deze regeling is nader uitgewerkt in het conceptbesluit compensatie transitievergoeding bij beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming. De beoogde datum inwerkingtreding van deze compensatieregeling is 1 januari 2021.
Het proeftijdbeding laat werkgever en werknemer gedurende een beperkte periode kennis met elkaar maken. Tijdens de proeftijd zijn beide partijen vrij om het dienstverband onmiddellijk en op ieder gewenst moment te beëindigen, zonder dat zij zich aan allerlei regels hoeven te houden. In de WWZ is bepaald dat een proeftijd niet kan worden overeengekomen in een arbeidsovereenkomst van minder dan 6 maanden. Is de overeenkomst aangegaan voor langer dan 6 maanden en korter dan twee jaar? Dan mag de proeftijd maximaal één maand bedragen. De proeftijd mag maximaal twee maanden duren als de overeenkomst is aangegaan voor twee jaar of langer.
Aanvankelijk wilde de regering het mogelijk maken om bij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd een proeftijd van 5 maanden overeen te komen. Bij de plenaire behandeling van de WAB in de Tweede Kamer op 31 januari 2019 bleek dat de voorgestelde verruiming van de proeftijd niet op de steun van de meerderheid van de Tweede Kamer kon rekenen. Dit voorstel is om die reden uit de WAB geschrapt. De besproken proeftijd bepalingen blijven dus ongewijzigd.
In de ketenregeling zijn regels opgenomen voor het aantal arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd die een werkgever met een werknemer maximaal mag aangaan. Na deze tijdelijke arbeidscontracten ontstaat er een overeenkomst voor onbepaalde tijd.
De ketenregeling wordt verruimd. Onder de WWZ heeft een werknemer na 24 maanden en 3 arbeidsovereenkomsten recht op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Onder de WAB heeft de werknemer na 36 maanden en drie arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd recht op een vast contract. De nieuwe ketenregeling treedt op 1 januari 2020 direct in werking. Op een arbeidsovereenkomst die eindigt op of na 1 januari 2020 is dus een keten van drie jaar van toepassing. Dit betekent dat een arbeidsovereenkomst die is gesloten vóór 1 januari 2020, maar die na 1 januari 2020 de totale duur van twee jaar overschrijdt (maar niet die van drie jaar) toch een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd blijft.
De keten van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd kan onderbroken worden door gedurende 6 maanden geen arbeidsovereenkomst met de werknemer af te sluiten. Het kabinet handhaaft deze reeds bestaande regel. Het wordt daarnaast mogelijk om bij cao de tussenpoos te verkorten naar 3 maanden. Dit is mogelijk in specifieke gevallen. Er moet sprake zijn van een functie waarvoor het vanwege de intrinsieke aard van de bedrijfsvoering en van die functie noodzakelijk is om de arbeid uitsluitend te verrichten op grond van tijdelijke arbeidsovereenkomsten. Hier is bijvoorbeeld sprake van bij terugkerend (seizoens)werk dat voor ten hoogste negen maanden per jaar kan worden verricht.
De arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd die wordt opgezegd in de proeftijd gaat meetellen voor de “keten”.
Er komt een uitzondering op de ketenregeling in het primair onderwijs. Deze uitzondering geldt voor krachten die invallen wegens ziekte van een werknemer die een onderwijsgevende of onderwijsondersteunende functie met lesgebonden of behandeltaken bekleedt.
In verschillende branches, denk bijvoorbeeld aan de horeca en de zorg, is flexibiliteit noodzakelijk voor de bedrijfsvoering. De ene dag is de andere niet qua behoefte aan bezetting. Daarom maken werkgevers graag gebruik van uitzendkrachten en werknemers die werken op basis van een oproepovereenkomst. Maar wat houdt een oproepovereenkomst daadwerkelijk in en welke betekenis moet daaraan in juridische zin worden gegeven?
Een wettelijke definitie van het begrip "oproepovereenkomst" bestaat niet. Met de invoering van de WAB wordt wettelijk geregeld wat er onder een oproepovereenkomst wordt verstaan. Vanaf 1 januari 2020 kwalificeren nul-urenovereenkomsten, min-maxovereenkomsten en arbeidsovereenkomsten met uitsluiting van de loondoorbetalingverplichting (bijvoorbeeld een Fase A uitzendovereenkomst) als oproepovereenkomst.
Is de omvang van de arbeid door de werkgever niet of niet eenduidig vastgelegd? Dan brengt de WAB nieuwe regels met zich mee. Deze worden hieronder besproken.
De werkgever moet de oproepkracht ten minste vier dagen voor het verrichten van werkzaamheden schriftelijk of elektronisch oproepen. Doet de werkgever dit niet op tijd? Dan is de oproepkracht niet verplicht om gehoor te geven aan de oproep van de werkgever. De oproepkracht behoudt recht op loon wanneer de werkgever een oproep binnen vier dagen voor het aanvangstijdstip van de arbeid intrekt. De termijn van 4 dagen kan bij cao worden verkort tot 1 dag. Bijvoorbeeld: slaat het weer in één keer om, dan kan het voor horecabedrijf dus lastiger zijn om oproepkrachten kort voor de arbeid op te roepen of zal het juist kostbaar zijn om al opgeroepen oproepkrachten af te bellen.
De werkgever wordt verplicht om na verloop van tijd een vaste arbeidsomvang aan te bieden aan werknemers, die werkzaam zijn op basis van een oproepovereenkomst. Steeds als de arbeidsovereenkomst 12 maanden heeft geduurd, moet de werkgever in de 13de maand schriftelijk of elektronisch een aanbod voor een vaste arbeidsomvang doen. De aan te bieden arbeidsomvang moet ten minste gelijk zijn aan de gemiddelde arbeidsomvang in die voorafgaande periode van 12 maanden.
Doet de werkgever geen aanbod of een verkeerd aanbod, dan heeft de oproepkracht recht op het loon over het aantal uren dat de werkgever als arbeidsomvang had moeten aanbieden. De werknemer kan gedurende vijf jaar na dato een loonvordering instellen. Over de loonvordering kan de werknemer de wettelijke rente en de wettelijke verhoging vorderen. De wettelijke verhoging kan oplopen tot 50% van het verschuldigde bedrag. Een werkgever stelt zich bloot aan forse financiële risico's als hij de verplichting tot het doen van een aanbod voor een vaste arbeidsomvang niet naleeft.
De werknemer moet ten minste 1 maand de tijd krijgen om het aanbod te aanvaarden. Een werknemer mag er ook voor kiezen om het aanbod af te slaan. In dat geval blijft sprake van een oproepovereenkomst en zal na een periode van 12 maanden door de werkgever opnieuw een aanbod voor een vaste arbeidsduur moeten worden gedaan. De keuze voor flexibiliteit komt na de eerste 12 maanden dus feitelijk bij de werknemer te liggen.
Let op: Heeft een lopende oproepovereenkomst op 1 januari 2020 langer dan 12 maanden geduurd? Dan geldt dat het aanbod voor een vaste arbeidsomvang vóór 1 februari 2020 moet worden gedaan. Het aanbod moet ten minste gelijk zijn aan de gemiddelde omvang van de arbeid per maand in de 12 maanden voorafgaand aan 1 januari 2020 (oftewel: de gemiddelde omvang in 2019).
De wettelijke opzegtermijn van de oproepkracht bedraagt onder de WAB 4 dagen in plaats van een maand.
Het sluiten van oproepovereenkomsten blijft onder de WAB mogelijk, maar wordt door de nieuwe wet sterk aan banden gelegd. Vanaf 1 januari 2020 wordt het werken met (langdurige) oproepovereenkomsten beduidend minder aantrekkelijk voor werkgevers. Oproepkrachten krijgen meer rechten. Het zal, anders dan nu het geval is, van de opstelling van de oproepkracht afhankelijk zijn of tot in de lengte van jaren oproepovereenkomsten kunnen worden gesloten. Werkgevers moeten er nu al op bedacht zijn dat de gemiddelde omvang van de arbeid in 2019 bepalend is voor het aanbod dat in januari 2020 wordt – zo niet moet worden gedaan – gedaan. Een kleine verlichting voor (sommige) werkgevers: de Tweede Kamer heeft er op 5 februari 2019 mee ingestemd dat de strenge regels voor oproepovereenkomsten niet gaan gelden voor functies die als gevolg van klimatologische of natuurlijke omstandigheden ten hoogste negen maanden per jaar kunnen worden uitgeoefend door dezelfde werknemer. Dit dient dan wel bij cao te worden geregeld. Lees uitgebreider over de oproepovereenkomst en de Wet Arbeidsmarkt in Balans...
Een payrollovereenkomst is een overeenkomst tussen een werknemer en een payrollbedrijf, dat formeel als werkgever fungeert. Feitelijk werkt de werknemer niet voor het payrollbedrijf, maar voor een ander, de inlener. Wat is dan het verschil tussen payrolling en uitzending? Uitzendkrachten werken via een uitzendbureau vaak bij verschillende werkgevers, terwijl dit bij payrolling meestal niet zo is. Nu vallen uitzendkrachten en payrollkrachten nog onder hetzelfde wettelijke regime. Dit zorgt voor de nodige kritiek op payrolling want is het dan niet alleen het ontduiken van regels, bijvoorbeeld met betrekking tot de ketenregeling en ter bescherming van de werknemer tegen ontslag? De WAB speelt in op deze kritiek en treft de volgende maatregelen:
Payrollwerknemers krijgen dezelfde arbeidsvoorwaarden, met uitzondering van pensioen, als werknemers die in dienst zijn bij de inlener in gelijke of gelijkwaardige functies. Het uitzendregime wordt uitgesloten voor payrollovereenkomsten.
Er wordt – naast de definitie van de uitzendovereenkomst – een definitie van de payrollovereenkomst geïntroduceerd in het Burgerlijk Wetboek:
"De payrollovereenkomst is de uitzendovereenkomst, waarbij de overeenkomst van opdracht tussen de werkgever en de derde niet tot stand is gekomen in het kader van het samenbrengen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt en waarbij de werkgever alleen met toestemming van de derde bevoegd is de werknemer aan een ander ter beschikking te stellen."
In de Wet allocatie van arbeidskrachten door intermediairs (WAADI) wordt een vergelijkbare definitie opgenomen.
Payrollwerknemers krijgen vanaf 1 januari 2021 recht op een 'adequate' pensioenregeling. Er is in ieder geval sprake van zo'n adequate pensioenregeling als voor de payrollwerknemer dezelfde basispensioenregeling geldt als voor vergelijkbare werknemers van de inlener of in de betreffende sector. Kan de payrollwerknemer niet deelnemen aan de pensioenregeling van de inlener, dan gelden vaste voorwaarden waaraan de pensioenregeling van de payrollonderneming moet voldoen. Ten eerste mag er geen wachttijd of drempelperiode zijn, voordat de opbouw van ouderdomspensioen begint. Dat is onder de voor de uitzendbranche geldende pensioenregeling (StiPP) nu nog wel zo. Bovendien moet de pensioenregeling naast het ouderdomspensioen voorzien in een nabestaandenpensioen. Tot slot: de premie die de payrollonderneming moet afdragen moet ten minste gelijk zijn aan de gemiddelde werkgeverspremie bij Nederlandse pensioenfondsen.
De financiering van de werkloosheidswet (WW) wordt onder de WAB aangepast. Dit gaat er veranderen:
De berekening van de WW-premie wordt gewijzigd. In plaats van differentiatie naar sector wordt er gedifferentieerd naar de aard van de arbeidsovereenkomst. Dat houdt in dat er één stelsel komt dat geldt voor alle bedrijven, waarbij per individuele werknemer bepaald moet worden of het lage of het hoge tarief geldt. Voor werknemers die een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd hebben, waarin de omvang van de te verrichten arbeid eenduidig is vastgelegd, geldt het lage tarief. Voor alle overige werknemers geldt in beginsel het hoge tarief.
De hogere WW-premie geldt niet voor werknemers die jonger zijn dan 21 jaar en die gemeten over een loonbetalingsperiode gemiddeld niet meer hebben gewerkt dan 12 uur per week. Daarmee wordt rekening gehouden met de specifieke aard van bijbaantjes door studenten en scholieren.
De juridische veranderingen vragen om aanpassingen in uw bedrijfsvoering. Het stelt u ook voor praktische en strategische keuzes met forse financiële consequenties. Is het verstandig om bestaande ontslagdossiers in 2019 of juist in 2020 af te ronden? Wij praten u graag bij over de WAB en de mogelijke gevolgen die deze wet voor u heeft.
Heeft u vragen over de gevolgen van de Wet Arbeidsmarkt in Balans voor uw onderneming , dan kunt u daarvoor contact opnemen met de advocaten arbeidsrecht bij Van Veen Advocaten. Zij kunnen u juridisch en strategisch adviseren over de WAB. Bel gerust naar 0318-68 78 78 of mail naar info@vanveen.com voor meer informatie.
Wilt u alvast meer informatie inwinnen over de Wet Arbeidsmarkt in Balans? Abonneer dan op de VVA Podcast, waar wij dit onderwerp meerdere keren zullen behandelen of kom naar de kennissessie van Winny van Engelenhoven, op dinsdag 15 oktober 2019. Tijdens de kennissessie zal zij de wijzigingen op hoofdlijnen behandelen en voorbeelden geven van gevallen, waarin u nu al kunt anticiperen op de WAB. Deze kennissessie zit vol. Om die reden organiseren wij ook een uitgebreider seminar over, onder meer, de WAB. Tijdens het seminar gaan de advocaten, Aart Jan Stokkers en Winny van Engelenhoven, dieper in op de nieuwe wet, de compensatieregeling bij ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid en de recente rechtspraak.
Nieuwsbrief
Ontvang tips en uitnodigingen
Blijf up-to-date en maak gebruik van onze juridische kennis