In een op 30 april 2018 op onze site geplaatst artikel – en ook al enkele keren daarvoor – heb ik aandacht besteed aan de bijzondere positie die de statutair bestuurder in ons ontslagrecht inneemt.

In dat artikel heb ik erop gewezen dat voor het ontslag van een statutair bestuurder van een vennootschap geen toestemming van het UWV of beslissing van de rechter nodig is. Voldoende is dat de Algemene Vergadering van Aandeelhouders een besluit tot ontslag neemt. De wet schrijft echter wel voor dat voor een dergelijk ontslag een "redelijke grond" moet bestaan.

De wet bevat een limitatieve opsomming van de redelijke gronden, waaronder disfunctioneren of een verstoorde arbeidsrelatie. De laatste van deze gronden is de zogenaamde h-grond, die kan worden toegepast indien geen van de andere genoemde gronden aan de orde is maar er toch sprake is van "omstandigheden die zodanig zijn dat van de werkgever in redelijk niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren". Deze h-grond wordt in het reguliere ontslagrecht zeer beperkt toegepast.

Dilemma

Waar de schoen wringt mag duidelijk zijn: aan de ene kant mag de Algemene Vergadering van Aandeelhouders te allen tijde een statutair bestuurder ontslaan maar aan de andere kant is zij daarbij wel gebonden aan het vereiste van de redelijke grond. Vaak wordt gesteld dat er sprake is van verschil van inzicht in het te voeren beleid en dat dat moeten worden aangemerkt als een h-grond.


Sprake van redelijke grond

In mijn vorig artikel heb ik een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam besproken. Deze oordeelde dat de opzegging van het vertrouwen in een directeur van de Kijkshop niet voldoende was om de conclusie te trekken dat er sprake was van een redelijke grond. Daarom werd aan de ontslagen statutair bestuurder een aanzienlijke vergoeding toegekend.

Minder zware eisen voor ontslag statutair bestuurder?

In een uitspraak van de Rechtbank Den Haag was het ontslag van een statutair bestuurder van een familiebedrijf in klimaatbeheersing aan de orde. Binnen de onderneming leek er niet veel meer aan de hand dan dat de betreffende bestuurder het met sommige medebestuurders niet al te goed kon vinden. De samenwerking was, zoals uit de uitspraak blijkt "niet altijd even succesvol". Toch oordeelde de Rechtbank Den Haag dat er sprake was van een redelijke grond voor ontslag en, in het bijzonder, dat aan een redelijke ontslaggrond voor bestuurders minder zware eisen moeten worden gesteld dan bij een normale werknemer. Daarvoor is – volgens de Rechtbank Den Haag – redengevend dat op een bestuurder als de hoogst leidinggevende binnen de organisatie grote verantwoordelijkheden rusten ten aanzien van de continuïteit van de onderneming, het waarborgen van de werkgelegenheid, de relatie met klanten, afnemers en leveranciers en het creëren van aandeelwaarde voor de aandeelhouders. Ook de beloning van een bestuurder is op het dragen van die verantwoordelijkheid afgestemd. De Algemene Vergadering van Aandeelhouders mag er dan een oordeel over vellen of op een bepaald moment de betreffende bestuurder nog wel de juiste persoon op de juiste plaats is. Aldus vindt door de Rechtbank Den Haag een zogeheten marginale toetsing plaats.

Rechtbank Amsterdam volgt strengere koers

De Rechtbank Amsterdam lijkt op de eerder door mij gesignaleerde strengere koers te blijven zitten. In een uitspraak, gedaan in maart 2019, werd geoordeeld dat ten aanzien van een statutair bestuurder geen minder zware toets voor het bestaan van een redelijke grond behoort plaats te vinden dan bij een gewone werknemer. De Rechtbank Amsterdam verdiepte zich in de gang van zaken binnen de onderneming en kwam tot de conclusie dat er geen sprake was van verschil van inzicht over het beleid maar uitsluitend over de wijze waarop de werknemer zijn werkzaamheden uitvoerde. Ook was er geen verstoorde arbeidsrelatie en dus kon ook niet tot de conclusie worden gekomen dat er sprake was van een redelijke grond voor ontslag. Aan de statutair bestuurder werd een vergoeding ten bedrage van ongeveer € 190.000,-- toegekend. De Rechtbank Amsterdam overwoog nadrukkelijk de visie van de Rechtbank Den Haag, zoals hiervoor weergegeven, niet te delen.

Het blijft dus oppassen met betrekking tot het ontslag van de statutair bestuurder. Het verdient in ieder geval aanbeveling daarbij nadrukkelijk aandacht te besteden aan de reden voor het ontslag c.q. de daarvoor bestaande "redelijke grond".

Vragen over dit artikel of dit onderwerp?
Deel deze pagina via