Het aantal faillissementen in Nederland neemt de laatste jaren sterk af. Tijdens de hoogtijdagen (2013) werden er ruim 12.000 bedrijven en personen failliet verklaard. In 2016 gaat het om 'slechts' de helft (ongeveer 6.000). Dat neemt niet weg dat, ook in de afgelopen jaren, gerenommeerde winkels uit het straatbeeld zijn verdwenen. Zeker niet limitatief; V&D, Scapino, Dolcis, Manfield, Invito, Dixons, Miss Etam, Schoenenreus, Mexx en Halfords.

De nadelige gevolgen van een faillissement zijn voor verschillende betrokkenen (werknemers, verhuurders, leveranciers, etc.) voelbaar. Een leverancier van goederen in de retail kan zijn schade op de navolgende wijzen proberen te beperken.

Eigendomsvoorbehoud

Eén van de meest voor de hand liggende mogelijkheden is die van het bedingen van een voorbehoud op het eigendom. Zolang de afnemer niet volledig heeft betaald, blijft de leverancier eigenaar. Dit eigendomsvoorbehoud kan ook tegen de curator worden ingeroepen. Het eigendomsvoorbehoud moet wel zijn overeengekomen. Vaak staat het voorbehoud in de algemene voorwaarden. Van belang is dan dat aangetoond kan worden dat die algemene voorwaarden van toepassing zijn en dat de afnemer de mogelijkheid heeft gehad om die voorwaarden in te zien. Bij kleinere afnemers geldt dat de voorwaarden daarom ter hand moeten zijn gesteld.

Recht van reclame

Als er geen eigendomsvoorbehoud is overeengekomen, kan de wet mogelijk nog te hulp schieten. In de wet is namelijk het recht van reclame opgenomen. Anders dan het eigendomsvoorbehoud hoeft dit recht niet overeen gekomen te worden. Ook met een beroep op het recht van reclame kunnen de niet betaalde goederen terug gevorderd worden. Dit recht vervalt echter 6 weken nadat de koopsom opeisbaar is geworden, alsook 60 dagen nadat de goederen zijn afgeleverd.

Bewijsvermoeden

Als er vaker goederen zijn geleverd die (deels) wel zijn betaald, kan er een discussie ontstaan over de vraag op welke goederen het eigendomsvoorbehoud of het recht van reclame betrekking heeft. De leverancier loopt dan tegen een bewijsprobleem aan. De wet spreekt namelijk het vermoeden uit dat de bezitter van goederen de rechthebbende (eigenaar) is. De leverancier moet het tegendeel bewijzen. Dit probleem kan voorkomen worden. Leg samen met de afnemer vast dat alle geleverde goederen het eigendom zijn van de leverancier.

Onbehoorlijk bestuur

Het bestuur van de afnemer mag geen inkopen meer doen als ze niet zeker weet of de inkoopprijs betaald kan worden. De leverancier kan dus de vraag voorleggen of er betaald gaat worden. Als het bestuur twijfel uitspreekt moet de leverancier geen zaken doen. Als het bestuur twijfel uitspreekt moet de leverancier geen zaken doen. Als het bestuur de betaling bevestigt en een faillissement volgt, dan is het bestuur (mogelijk) aansprakelijk.

Deze opsomming van mogelijkheden is beperkt, maar geeft in elk geval aan dat een leverancier bij een faillissement niet altijd met lege handen hoeft te staan.

Publicatiedatum: 16 januari 2017

Vragen over dit artikel of dit onderwerp?
Gerelateerde artikelen
Deel deze pagina via