Het is sinds de invoering van de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) een trend geworden dat werkgevers arbeidsovereenkomsten na twee jaar ziekte niet beëindigen om te voorkomen dat een verplichting tot betaling van de transitievergoeding ontstaat. Dit, tot grote frustratie van menig zieke werknemer die langer dan twee jaar ziek is.
De verplichting om de transitievergoeding te betalen ontstaat wanneer een arbeidsovereenkomst door of op verzoek van de werkgever wordt beëindigd en de arbeidsovereenkomst minimaal twee jaar heeft geduurd. Ligt het initiatief voor de beëindiging bij de werknemer? Dan is de transitievergoeding alleen verschuldigd wanneer de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.
De vraag of een langdurig zieke werknemer een ontslag met transitievergoeding kan afdwingen houdt werkgevers en langdurig zieke werknemers al vanaf de invoering van de WWZ bezig. De afgelopen jaren zijn de door langdurig zieke werknemers ondernomen pogingen om een beëindiging van de arbeidsovereenkomst met transitievergoeding af te dwingen door zelf een ontbindingsverzoek in te dienen niet succesvol gebleken. Keer op keer hebben zij de deksel op de neus gekregen. De bestendige lijn in de rechtspraak is dat het niet beëindigen van een arbeidsovereenkomst met een werknemer die meer dan twee jaar arbeidsongeschikt is (en blijvend geen arbeidsmogelijkheden meer heeft), geen ernstig verwijtbaar handelen oplevert. Voor de werkgever bestaat geen wettelijke verplichting om de arbeidsovereenkomst in dat geval op te zeggen.
Wet compensatie transitievergoeding
De hiervoor bedoelde rechtspraak dateert van vóór de totstandkoming van de Wet houdende maatregelen met betrekking tot de transitievergoeding bij ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden of langdurige arbeidsongeschiktheid (Wet van 11 juli 2018, Stb 2018, 234, hierna: de Wet compensatie transitievergoeding). Deze wet wijzigt Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in die zin dat, voor zover relevant, artikel 673e wordt toegevoegd.
In dit nieuwe artikel 7:673e BW wordt geregeld dat wordt gecompenseerd door het UWV vanuit het – door de werkgevers gefinancierde – Algemeen werkloosheidsfonds (hierna: Awf). Aan de hoogte van de compensatie is wel een aantal beperkingen verbonden. Zo is de compensatie beperkt tot het bedrag aan transitievergoeding waar de werknemer recht op zou hebben bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst op de dag na het einde van de wettelijke loondoorbetalingsverplichting van 104 weken.
De Wet compensatie transitievergoeding zal in werking treden op 1 april 2020 en artikel 7:673e BW is ook van toepassing op arbeidsovereenkomsten die voor de inwerkingtreding van de wet, maar na 1 juli 2015 zijn beëindigd.