De overheid probeert om de (economische) gevolgen van de coronacrisis zo veel mogelijk te beperken. Zo heeft zij diverse subsidiemogelijkheden gecreëerd voor werkgevers en zijn er afspraken gemaakt om huisuitzettingen te voorkomen.
De verwachting is dat er ondanks alle maatregelen toch een groot aantal ondernemingen het hoofd niet boven water zal kunnen houden en failliet zal gaan. Er is een nieuw ontwerpwetsvoorstel ter consultatie voorgelegd om het aantal faillissementen te beperken. Dat betekent dat iedereen commentaar mag geven op het ontwerpwetsvoorstel. De periode waarbinnen dat commentaar geleverd mag worden is heel kort, slechts één week. Daaruit blijkt wel dat de wetgever haast heeft.
Voorontwerp Tijdelijke Betalingsuitstelwet 2020
Het gaat om het Voorontwerp Tijdelijke Betalingsuitstelwet 2020. Het idee achter het ontwerp is dat een onderneming die (tijdelijk) in betalingsmoeilijkheden verkeert via de rechter kan vragen om de schuldeisers te verbieden bepaalde maatregelen te treffen.
Normaal gesproken kan een schuldeiser die niet betaald wordt het faillissement van een onderneming aanvragen. Ook kan die schuldeiser, op grond van een vonnis van de rechtbank of met toestemming van de rechtbank, beslag leggen op bezittingen van de onderneming. Tot slot kan een schuldeiser zekerheid in de vorm van hypotheek of pandrecht hebben. Het beslag, de hypotheek of het pandrecht kunnen leiden tot verkoop van de bezittingen van de onderneming.
Het Voorontwerp behelst dat een onderneming die met één van deze maatregelen van een schuldeiser wordt geconfronteerd aan de rechter kan vragen om uitstel van deze maatregelen voor een periode van twee maanden. Die periode kan door de rechter nog twee keer worden verlengd met telkens twee maanden. In totaal kan de onderneming dus respijt krijgen voor zes maanden.
De rechter zal niet ieder verzoek van een onderneming om uitstel honoreren. Er moet aan een aantal voorwaarden zijn voldaan:
- De ondernemer heeft niet voldoende liquide middelen om aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen;
- De liquiditeitsproblemen moeten (hoofdzakelijk) veroorzaakt zijn door de maatregelen die de overheid in verband met de crisis na 16 maart 2020 heeft afgekondigd;
- Voor 16 maart 2020 verkeerde de onderneming niet in financiële nood;
- De onderneming heeft verdiencapaciteit en toekomstperspectief;
- Degene die een faillissementsaanvraag tegen de onderneming heeft ingediend wordt door het gevraagde uitstel niet onredelijk in zijn belangen geschaad;
Er zijn een aantal aspecten waar rekening mee moet worden gehouden.
- Het uitstel werkt alleen tegenover de schuldeiser die het faillissement heeft aangevraagd, of die andere verhaalsmogelijkheden treft (beslag leggen, pand of hypotheek uitwinnen);
- De regeling geldt niet als de Belastingdienst de schuldeiser is;
- Tijdens het uitstel mogen geen nieuwe schulden of achterstanden ontstaan;
Als er misbruik van het uitstel wordt gemaakt of wanneer de voorwaarden voor toepassing van het uitstel niet (meer) worden nageleefd dan kan de rechter uit zichzelf of op verzoek van een schuldeiser het uitstel opheffen.
Het uitstel kan dus ook betekenen dat een faillissementsaanvraag wordt uitgesteld. Uitstel is echter geen afstel en het faillissementsverzoek kan op een later moment alsnog behandeld worden.
Stel dat er uitstel wordt verleend en na dit uitstel wordt de faillissementsaanvraag toch voortgezet. Normaal gesproken kunnen betalingen die gedaan worden aan schuldeisers die weten dat het faillissement is aangevraagd door de curator aangetast worden. Dat geldt niet voor betalingen die gedaan worden in de periode van uitstel op grond van dit voorontwerp. Alleen wanneer er sprake is van een opgezet plan om de schuldeisers te benadelen kan dat anders zijn.
Het plan is om de wet snel in werking te laten treden. Tot in elk geval 1 oktober 2020 zal een beroep op de wet gedaan kunnen worden. Meer informatie over het voorstel vindt u hier.